De huidige ontwikkelingen dwingen de meeste werknemers helaas weer een stap terug in hun ambitie om meer naar kantoor te gaan. Toch heeft de afgelopen anderhalf jaar ervoor gezorgd dat er bij veel bedrijven structurele veranderingen zijn doorgevoerd op de werkplek én in de manier waarop er binnen organisaties naar mobiliteit wordt gekeken. We vroegen Carlo Buise, programmacoördinator mobiliteit (bereikbaarheid) bij het Radboudumc, op welke manier ze tegemoetkomen aan de mobiliteitsbehoefte van hun personeel.
Flexibilisering structureel onderdeel van beleid
Uit eerder gepubliceerd onderzoek van Toogethr blijkt dat, wanneer alle maatregelen achter ons liggen, werknemers gemiddeld nog 2,8 dagen per week naar kantoor te willen komen. Dat is flink minder dan de gemiddeld 4,1 dagen die het voor corona waren. Carlo Buise geeft aan dat ook bij het Radboudumc corona eraan heeft bijgedragen dat bepaalde beslissingen versneld naar voren zijn gehaald. “Er zijn plannen gemaakt voor thuiswerken of om op een andere locatie werken, bijvoorbeeld middels een hub op andere universiteiten. Dat kan alleen voor flexibel in te richten functies van bijvoorbeeld kantoorpersoneel, maar bijvoorbeeld ook voor artsen die een ‘kantoordag’ hebben. Voor schoonmakers, docenten en verpleegkundigen is dat weer een stuk moeilijker, die zijn gebonden aan rooster en locatie. Maar het is wel echt beleid geworden om waar mogelijk ongeveer 40 tot 60% thuis te werken voor ons personeel.”
Hij benadrukt daarbij dat deze flexibilisering al langer gaande was binnen het Radboudumc, maar dat deze ontwikkelingen nu verder uitgewerkt worden om de mobiliteit van werknemers te optimaliseren. “Het gesprek gaat nu meer over de mogelijkheden om de flexibilisering verspreid over de week toe te passen. Kies bijvoorbeeld de woensdag of vrijdag voor het houden van een teammeeting om zo veranderingen te realiseren in de piekbelasting die normaliter op de andere dagen zit. Op basis van data blijkt dat wanneer we meer spreiden over de hele week er ongeveer 20% minder reisbewegingen per dag mogelijk zijn.”
Spreiden van mobiliteit
Bij deze flexibilisering van arbeid hoort volgens Carlo Buise ook een verandering in het mobiliteitsgedrag van werknemers. Recent Toogethr onderzoek, uitgevoerd door Ruigrok NetPanel, laat echter zien dat slechts 4% van de werknemers van wie de woon-werkverkeer situatie niet is veranderd, in de afgelopen periode is overgestapt naar een alternatief vervoersmiddel. Dat betekent in de praktijk dat de auto nog steeds verreweg het meest populair is (75%), gevolgd door de (elektrische) fiets (31%) en het ov met slechts 13% het verloren terrein bij lange na nog niet heeft teruggewonnen.
"Het ov speelt als onderdeel van de mobiliteitsketen nog steeds een belangrijke rol."
Volgens Carlo Buise zijn de infrastructuur rondom de werklocatie en de afstand waarin werknemers van hun werk wonen bepalend voor de mate waarin hun mobiliteit beter aansluit bij een flexibele dagindeling. “We hebben bij Radboudumc het voordeel dat ongeveer 70% van onze werknemers binnen 15 kilometer van onze locatie afwoont. Die groep stapt makkelijker op de fiets en is over het algemeen flexibeler dan de groep die verder woont dan 15 kilometer en met de auto of het ov komt. Wanneer de fiets vanwege de afstand gewoonweg geen optie is, speelt het ov als onderdeel van een keten wat mij betreft nog steeds een belangrijke rol als verbinding tussen grote stadscentra. Zeker ook omdat veel steden de binnenstad steeds meer autoluw maken.”
Overstap naar duurzame alternatieven
Het is niet voor niets dat Carlo Buise in deze context het openbaar vervoer met nadruk noemt. Hij ziet namelijk nog steeds een belangrijke rol weggelegd voor het ov om ervoor te zorgen dat de auto minder wordt gebruikt. “Door je reis op te kunnen delen in verschillende mobiliteitsvormen, waaronder het openbaar vervoer, kan je als overheid een prima alternatief bieden voor de auto. Helemaal wanneer je met de auto niet sneller bent, zoals met onze stedelijke locatie het geval is.”
"Nadat ze drie weken een e-bike tot hun beschikking hadden, stapte ongeveer 50% daarna daadwerkelijk over."
Toch verwacht ook hij dat de e-bike de belangrijkste katalysator kan zijn om mensen uit de auto en op de fiets te krijgen. Hij onderschrijft echter wel de uitkomst uit het onderzoek dat er bereidheid is om de overstap te maken naar de e-bike, maar dat 36% van de ondervraagden dit alleen doet wanneer deze door hun werkgever beschikbaar wordt gesteld. Bij het Radboudumc hebben ze daarin zelf al het voortouw genomen. “Aangezien de meeste van onze mensen op kleinere afstand van onze locatie woont is de fiets het belangrijkste aandachtspunt voor deze verandering. De e-bike probeerweken zijn daarvan een goed voorbeeld, waarbij werknemers drie weken een e-bike tot hun beschikking hadden. Ongeveer 50% stapte daarna daadwerkelijk over van de auto naar de e-bike, omdat ze zich realiseerden dat ze er gelukkiger van worden en het goed is voor de gezondheid. Daaruit blijkt dat het gebruik van de auto veranderbaar is, ook al lijkt het soms of we te star vasthouden aan onze patronen.”
Wil je meer lezen over het onderzoek en hoe andere mobiliteitsexperts tegen de laatste ontwikkelingen rondom mobiliteit aankijken? Download de whitepaper en lees alles over de mobiliteit van werkend Nederland.